De brug is omhoog, want er moeten twee schepen doorheen. Het is een traag proces, dat zich elke dag een paar keer afspeelt. Alarmbellen, slagbomen die omlaaggaan, een maaltijdbezorger die er toch nog snel even doorheen slalomt. Auto's vormen een file, voetgangers verspreiden zich langs de kade, rustig wachtend tot ze weer mogen. Op ruime afstand van elkaar. Net als ik, langs een hek aan het water, met mijn ellebogen leunend op het bovenste ijzer.
De twee schepen komen aangevaren. Tuffen is het woord. De doorgang laat net een meter aan weerszijden van zo'n boot over. Dan is het voorzichtig manoeuvreren. De eerste boot is een vrachter met acht enorme gasbollen. Dan komt de Geertruida. Niet dat ik haar ken, maar haar naam staat groot op de voorplecht die vlak langs me vaart. Ze vervoert grint in het ruim, een tiental bergen. Tuftuf gaat ze langs me. Meestal is het dat dan ook wel, qua schouwspel. Elke vrachter heeft wel een kajuit of een dieper gelegen woongedeelte, die mij al jaren nieuwsgierig maken. Hoe is het leven op zo'n boot?
Gestaag vaart ze langs en ik kan zo naar binnen kijken in de woonkamer van een schippersgezin
Maar bijna altijd zijn er blinden of jaloezieën voor de ramen. De Geertruida heeft die ook. Maar hé, ze zijn niet dicht! Gestaag vaart ze langs en ik kan zo naar binnen kijken in de woonkamer van een schippersgezin. Een tv, een zithoekje, een halfhoge afscheiding naar een keukentje. En dan zie ik in een hoek een kinderledikant. Onverwacht. Je denkt bij zo'n schip toch eerder aan een struis ouder echtpaar; hij met zijn doorwinterde kop in zo'n blauwe trui met rits, zij ook kordaat. Maar niet op de Geertruida. Een kinderledikant, dat overigens ook een box kan zijn. Maar het is leeg. Kleine teleurstelling.
Ik richt me al bijna op, maar zie dan toch plots de moeder. Misschien is het Geertruida zelf en misschien is ze ook wel de schipper, weten wij veel. Ik kijk haar op de rug. En die kleine van haar, jawel, die piept net met het hoofdje over Geertruida's rechterschouder. Het was maar even natuurlijk, maar ik zag haar het kindje wiegen. Mooi was dat. Moeder en kind, in die boot, onderweg van nergens naar ergens. Een tijdloos beeld. Hoopvol. Mijn kerstkaart voor u. Goeie dagen.